Inhoud
Monomeren zijn enkele atomen of kleine moleculen die zich binden om polymeren te vormen, macromoleculen die zijn samengesteld uit herhaalde ketens van monomeren. In wezen zijn monomeren structurele blokken van moleculen, waaronder eiwitten, zetmelen en vele andere polymeren. Er zijn vier hoofdtypen monomeren: aminozuren, nucleotiden, monosacchariden en vetzuren. Deze monomeren vormen de basistypen macromoleculen: eiwitten, nucleïnezuren, koolhydraten en lipiden.
Aminozuren
Aminozuren zijn natuurlijke monomeren die als structuur voor eiwitten dienen. Zodra aminozuren zijn gebonden, vouwen en vouwen ze totdat het uiteindelijke eiwit is gevormd. Aminozuurmonomeren kunnen op verschillende manieren worden gekoppeld om verschillende soorten eiwitten te vormen. Er zijn 20 standaard aminozuren, en de mogelijke verbanden daartussen zijn in staat om eiwitten te creëren die werken van biologische functies bij mensen tot het bevorderen van structurele ondersteuning in spinnenwebben.
Nucleotiden
Nucleotiden zijn monomeren die binden om nucleïnezuren te vormen, de structuur van RNA en DNA. Nucleotiden hebben drie componenten: een stikstofbase, een fosfaatgroep en een suiker met vijf koolstofatomen. Als het nucleotide een ribose heeft, vormt het de structurele eenheden van het RNA. Als hij deoxyribose heeft, vormt het monomeer de structurele eenheden van het DNA. Nucleotiden vormen nucleïnezuren door middel van dehydratatiesynthese, een covalente binding gevormd door de verwijdering van een watermolecuul tussen twee of meer monomeren.
Monosacchariden
Monosacchariden zijn monomeren en de eenvoudigste vorm van suiker. Het zijn basiseenheden koolhydraten, die energie opslaan in dieren en planten en de structuur van de plantencelwand geven. Monosacchariden hebben drie hoofdcomponenten: zuurstof, waterstof en een variabel aantal koolstofatomen. Er zijn verschillende soorten monosacchariden, waaronder glucose, ribose en fructose. Door de synthese van uitdroging binden monosacchariden zich om grotere koolhydraten te creëren. Een disaccharide, zoals sucrose, ontstaat wanneer twee monosacchariden worden gecombineerd. Een polysaccharide, zoals cellulose, vormt zich wanneer er een verbinding is tussen drie of meer monosacchariden.
Vetzuren
Vetzuren zijn monomeren die veel soorten lipiden vormen, die een van de vier soorten biologische macromoleculen zijn. Lipiden worden gebruikt om energie op te slaan en structuur te geven aan celmembranen. Vetzuren zijn samengesteld uit lange ketens van koolstof- en waterstofatomen en zijn bovendien verzadigd als er geen dubbele bindingen tussen atomen zijn, of onverzadigd als er ten minste één dubbele binding is tussen koolstofatomen.
Polymeren vormen
Naast de vier hoofdtypen monomeren zijn er honderden andere die kunnen worden geïllustreerd. Een belangrijk kenmerk van een monomeer is dat het zich combineert om polymeren te creëren, ook wel bekend als macromoleculen. Monomeren komen samen via covalente bindingen, die worden gevormd door het delen van elektronen tussen twee of meer atomen. Dit verbindingsproces staat bekend als polymerisatie. Het isopreenmonomeer vormt bijvoorbeeld covalente bindingen met andere isopreenmoleculen om het rubber te creëren.