Inhoud
Eetbare en soms giftige vormen van schimmels of paddenstoelen hebben een zacht en vlezig lichaam dat bestaat uit een hoed en lamellen. Vanwege het ontbreken van bladeren of chlorofyl, heeft de schimmel de neiging om te groeien in de grond of in bomen met een hoog niveau van hun voedselbron, ontbindend materiaal, en geeft de voorkeur aan de donkere en nattere delen van de tuin. Na langdurige regenperiodes verschijnen de paddenstoelen aan de oppervlakte, ze zijn herkenbaar aan hun hoeden, dekglaasjes, stengels en kleur.
Stap 1
Kijk naar de vorm van de paddestoelhoed. Tuinpaddestoelhoeden kunnen variëren van de koepel tot de kegelvorm. Gewone koepelvormige paddenstoelen die in de tuin worden aangetroffen, lijken op witte champignons en omvatten Agaricus campestris en Agaricus placomyces. Conocybe lactea en Coprinus hebben een driehoekige hoed als een dun papier, terwijl Coprinus comatus en Coprinus atramentarius een zuilvormige formatie hebben die hun lamellen nauwelijks laat zien. Bovendien hebben sommige soorten boompaddestoelen, zoals Ganoderma applanatum, een platte hoed en laten ze hun lamellen volledig zien.
Stap 2
Draai de paddenstoel naar boven en inspecteer de lamellen, de dunne mesachtige structuren in de hoed. Net als de hoed kunnen de lamellen van typische tuinpaddestoelen ook variëren afhankelijk van de soort, sommige zijn bijvoorbeeld aan de stengel vastgemaakt en andere niet.Leucoagaricus leucothites is een parapluvormige paddenstoel met een deksel dat is verdicht met lamellen die eruitzien als dunne vellen papier die niet aan de stengel (of stengel) hechten. Daarentegen zijn de lamellen in de Agrocybe pediades-hoed breder uit elkaar geplaatst en hechten ze aan de steel.
Stap 3
Kijk onder de hoed op de paddenstoelsteel, deze kan verschillen in lengte en dikte. Calvatia craniformis heeft bijvoorbeeld een steel die kort en dik is, terwijl Conocybe lacteal het tegenovergestelde is, met een lange, smalle stam. Er zijn ook enkele soorten paddenstoelen in de achtertuin die geen stengels hebben. Deze paddenstoelen leven meestal op boomtakken en stammen, zoals Laetiporus sulphureus en Bladgrifola. In deze gevallen steekt de champignonhoed bijna evenwijdig aan de grond uit de schors van de boom.
Stap 4
Onderzoek de kleur en textuur van de paddenstoel. Veel soorten tuin- en achtertuinpaddestoelen zijn wit en bruin, zoals de witte Leucoagaricus leucothites en de Macroylepiota procera mokka-kleur. Felgekleurde variëteiten komen minder vaak voor, maar omvatten gele Leucocoprinus birnbaumii en fuchsia Clathrus ruber.
Stap 5
Controleer de champignondoppen op textuur. Macrolepiota-rachodes hebben bijvoorbeeld ruwe uitsteeksels aan de buitenkant, en Coprinus plicatilis heeft een geplooide hoed.