Inhoud
Het theater vindt zijn oorsprong in het oude Griekenland. De Griekse filosoof Aristoteles bestudeerde stukken uit zijn tijd en vroeger, en ontwikkelde zijn regels voor de compositie van de tragedie. Aristoteles heeft deze richtlijnen vastgelegd in zijn werk "Poetics", in de vierde eeuw voor Christus.
Aristoteles 'eenheden
In zijn "Poetics" onderzocht Aristoteles toneelstukken als een aparte kunstvorm en besprak hij hoe ze verschilden van epische poëzie. Hij leidde de elementen af die essentieel zijn voor het creëren van een geslaagde tragedie. Voor de volgende tweeduizend jaar vormden de richtlijnen van Aristoteles de basis voor een dramatische compositie. Onder deze ideeën vestigde hij de eenheid van tijd, ruimte en actie.
Tijdseenheid
Aristoteles stelde voor dat de werking van een stuk zich in korte tijd zou moeten ontwikkelen, niet langer dan 24 uur. Realtime uitvoeringen trokken de aandacht van het publiek en creëerden een gevoel van directheid. Personages kunnen verwijzen naar gebeurtenissen buiten de tijdspanne van het stuk om de toon en context van de enscenering vast te stellen. Het zou echter ideaal zijn als de daadwerkelijke actie van het stuk zich binnen de tijd van het stuk zelf bevindt.
Plaats eenheid
Aristoteles voerde aan dat de toneelstukken in slechts één setting zouden moeten plaatsvinden. Hij geloofde dat het verhuizen van de ene locatie naar de andere verwarring bij het publiek en afleiding van de plot kon veroorzaken. De plot was, zoals hij dacht, het belangrijkste aspect van het stuk.De personages, decors en andere elementen werden als secundair beschouwd in relatie tot de intense stroom van actie die onvermijdelijk tot de conclusie leidde.
Eenheid van actie
De actie-eenheid verwijst naar het argument van Aristoteles dat het stuk een centraal plot of thema moet bevatten en een duidelijk begin, midden en einde. Voor hem werd een slecht stuk gemaakt met een reeks afleveringen; en dus zou de "oorzaak en gevolg" die een echt complot zou moeten hebben, ontbreken. Alle scènes in het stuk zouden de plot moeten aankondigen; omzwervingen moeten worden vermeden. Niets willekeurig of onlogisch zou de actiestroom kunnen breken. Aristoteles was bijzonder veeleisend bij het gebruik van goddelijke tussenkomst om de personages uit hun omstandigheden te bevrijden. Dit werd gedaan door de verschijning van een god, aan het einde van het stuk, om de problemen op te helderen die door de acties van de personages werden veroorzaakt of om de situatie op te lossen.
Historische context
Het is goed om te onthouden dat Aristoteles deze aanvankelijke regels vormde in de vierde eeuw voor Christus. Destijds werden de toneelstukken buiten opgevoerd en het gebruik van meerdere sets zou duur en ingewikkeld zijn om te produceren. Het publiek zou waarschijnlijk in de war raken tijdens het veranderen van landschap en accessoires, aangezien er niet zoiets bestond als posters om de verandering van scène aan te kondigen. Ten slotte stond Aristoteles bekend als een filosoof die logica waardeerde. Elke dramatische vooruitgang buiten het domein van de logica zou zijn afgewezen.