Inhoud
Cellen zijn de kleinste organisatorische eenheden van een levend wezen. Wanneer soortgelijke cellen verwante functies vervullen, vormen ze weefsel. Op hun beurt zijn organen groepen functioneel verwante weefsels. Levende wezens hebben cellen, weefsels en organen nodig om synchroon te functioneren om te kunnen overleven.
Cellen
In het menselijk lichaam zijn er veel soorten cellen. Elk is gespecialiseerd om een bepaalde functie uit te voeren. Zelfs bloedcellen worden beschouwd als bestanddeel van bindweefsel.
Stoffen
Groepen cellen met verwante functies vormen een weefsel. De verschillende soorten van dit organisatieniveau omvatten bindweefsel, spierweefsel, epitheelweefsel en zenuwweefsel.
Lichamen
De organen bevatten twee of meer weefsels. De lever, het hart en de huid zijn organen die uit verschillende weefsels bestaan. De huid bestaat bijvoorbeeld uit de epidermis- en dermislagen.
Systemen
Wanneer meerdere organen samenwerken om de functie van een organisme te ondersteunen, vormen ze een systeem. Het benige systeem bestaat uit botten, kraakbeen, pezen en ligamenten. Al deze onderdelen werken samen om het menselijk lichaam te ondersteunen.
Planten
Planten hebben ook cellen, weefsels en organen. De drie belangrijkste soorten plantenweefsel zijn dermis, vasculair en parenchym, die bestanddelen zijn van de wortel-, stengel- en bladorganen.