Inhoud
Net zoals de veren van verschillende vogels sterk kunnen variëren in kleur en grootte, kunnen de poten van deze dieren ook behoorlijk verschillend zijn. De structuur van de voet van een vogel geeft zijn leefgebied en eetgewoonten aan. De meest voorkomende soorten komen voor bij neerstrijkende vogels, roofvogels en watervogels.
Zittende vogels
Het meest voorkomende type voet is van neerstrijken vogels, ook wel vogels genoemd. Deze structuur, bekend als anisodactyl, heeft onafhankelijke en flexibele vingers, drie naar voren gericht en één naar achteren gericht. Het laat vogels zoals winterkoninkjes, mussen en lijsters gemakkelijk rusten op takken van bomen en struiken. De lange achtervinger houdt de tak vast en, wanneer het dier gaat zitten, buigt een pees, waardoor de andere vingers worden vergrendeld, zodat de vogel niet valt tijdens het slapen.
Roofvogels
De vier uit elkaar geplaatste vingers van roofvogels zijn ideaal voor het jagen op andere vogels, kleine zoogdieren en knaagdieren. Dieren zoals uilen, haviken en adelaars hebben lange, scherpe klauwen en ruwe kussentjes op de voetzolen, waardoor ze prooien kunnen grijpen en vasthouden. De zeearend heeft ook stekels op de voetzolen om gladde vissen vast te houden. Dit type vogelpoot wordt raptorial genoemd.
Water vogels
Vogels die het grootste deel van hun leven in waterhabitats doorbrengen, hebben gespecialiseerde poten. Meeuwen- en eendenpoten hebben een dun membraan tussen de tenen. Voeten met dit membraan tussen alle vier de vingers, zoals die van de aalscholver, worden totipalmados genoemd. Eenden hebben zwemvliezen, wat betekent dat alleen de drie voorste tenen lid zijn. Pootvogels, zoals reigers, hebben lange vingers, drie naar voren gericht en één naar achteren. Het brede oppervlak van deze voeten helpt vogels om op zachte oppervlakken in de buurt van het water te lopen.
Andere types
Krassende vogels, zoals fazanten en kippen, hebben vier vingers met sterke nagels om in de aarde te graven en voedsel te zoeken. De specht heeft zygodactische voeten, met twee tenen naar voren en twee tenen, waardoor hij in bomen kan klimmen om insecten te vinden. De ijsvogel heeft syndicaatvingers, dat wil zeggen dat de twee middelste vingers bij elkaar zijn. Vogels zoals struisvogel en kasuaris zijn afhankelijk van hun vermogen om te rennen, omdat ze niet kunnen vliegen. Dit soort vogels heeft over het algemeen drie vingers naar voren gericht met scherpe klauwen die worden gebruikt om zichzelf te verdedigen.