Inhoud
Elke volwassene die fokt, of hij dat wil of niet, geeft eigenschappen over aan zijn kinderen. Dit komt door genen, die de samenstelling van ons lichaam zijn, en het natuurlijke proces om die samenstelling over te dragen aan nakomelingen. Mensen dragen deze eigenschappen echter niet alleen over via genetica, dit gebeurt ook via gedrag en de omgeving. Dit zijn aangeleerde kenmerken, en ze kunnen al dan niet aan iedereen worden doorgegeven, afhankelijk van hoe het kind is opgevoed.
Genen
Genen zijn de essentie van erfelijkheid. Elk mens heeft duizenden genen, die zijn gemaakt van DNA en chromosomen - de bouwstenen waaruit het leven bestaat. De fundamentele concepten over genen en erfelijkheid werden oorspronkelijk uitgelegd door Gregor Mendel, een Oostenrijkse monnik die op basis van hun ouders bestudeerde hoe erwten eigenschappen zoals vorm en kleur ontwikkelen. Hij ontdekte dat de genetica van ouders de genetica van hun nakomelingen bepaalt, wat het fundamentele idee van erfelijkheid bevestigt.
Chromosomen
Iedereen bestaat uit 46 chromosomen, waarvan 23 van de moeder en 23 van de vader. Het sperma van de vader draagt er 23, net als het eitje van de moeder, en als ze elkaar ontmoeten, vormen ze een zygote: een enkele cel met 46 chromosomen, die uiteindelijk een kind wordt.
Dominant en recessief
Genen worden bepaald door allelen - genetische combinaties bepalen kenmerken zoals haar- en oogkleur. Het gen dat bijvoorbeeld bepaalt of een persoon de duim op een bepaalde manier kan buigen, bestaat uit twee allelen. Als de twee hetzelfde zijn - beide geven de persoon bijvoorbeeld de mogelijkheid om de duim naar achteren te buigen - is de persoon homozygoot. Als het ene allel hem dat vermogen geeft en het andere niet, domineert het ene allel het andere. In dit geval zorgt het dominante allel ervoor dat hij het vermogen verliest om zijn vinger naar achteren te buigen. Hoewel het twee allelen in zijn genetische code heeft, overlapt de ene de andere.
Kenmerken geleerd
Ouders geven ook op niet-biologische wijze kenmerken door aan hun nakomelingen. De manier waarop een kind wordt opgevoed, zorgt ervoor dat hij "aangeleerde eigenschappen" ontwikkelt, die door voorbeeld of onderwijs worden doorgegeven. Een kind wordt bijvoorbeeld linkshandig geboren als gevolg van genetica, maar een kind dat anderen begroet met een handdruk, doet dat omdat hem is geleerd zich zo te gedragen. Aangeleerde eigenschappen die op jonge leeftijd zijn aangeleerd, zijn bijna net zo diep geworteld in een kind als genetische eigenschappen. Volgens zijn ouders modelleert het kind instinctief zichzelf en zijn gedrag.