Inhoud
Vaccins beschermen schapen tegen bacteriën, virusinfecties of ziekten en helpen het immuunsysteem van het lichaam om antilichamen te ontwikkelen om het optreden van bepaalde soorten ziekten te verminderen. Vaccineer uw schapen op basis van informatie over een bepaalde ziekte en leg altijd hygiënische leef- en voortplantingsomstandigheden op. Zorgvuldig vaccineren.
Stap 1
Lees de instructies op het vaccinetiket voor hoe en hoeveel u op de schapen moet aanbrengen. Er zijn drie vaccinatiemethoden: onderhuids (aanbevolen), in de spier en topisch.
Stap 2
Noteer het partijnummer dat op de vaccincontainer staat, de datum van gebruik en de reden voor toepassing. Vergeet niet om alles op te schrijven in een notitieboekje, het helpt om essentiële informatie bij te houden, vooral voor vaccins die in een bepaalde tijd van het jaar worden gegeven, en om boosterdoses bij te houden.
Stap 3
Zorg voor een 1 mm en 1,5 cm lange spuit en naalden. Deze naaldmaat wordt in verschillende vaccins gebruikt, met als optie een naald van 1,2 cm tot 1,9 cm en 1,2 mm tot 1,1 mm.
Stap 4
Gebruik een desinfecterend middel om de spuit te steriliseren en veeg goed af. Gebruik alleen steriele naalden. Wegwerpspuiten en naalden bieden minder risico op besmetting.
Stap 5
Kies een plaats voor de injectie: naast de nek of onderaan de ribbenkast, direct achter de oksel van het voorbeen.
Stap 6
Reinig het gebied met alcohol en breng de naald onder de huid aan, tenzij anders op het etiket van het vaccin staat.
Stap 7
Bewaar ongebruikte medicijnen op plaatsen met de aanbevolen temperatuur op het etiket, meestal in de koelkast.