Inhoud
Glucose is een enkelvoudige suiker en een essentiële energiebron voor levende cellen. Het is meestal vast en is een veelgebruikt reagens in chemielaboratoria. Middelbare scholieren en studenten maken vaak glucoseoplossingen omdat het gemakkelijk oplost in water. Dit experiment zal de berekeningen demonstreren die nodig zijn om de concentratie van een oplossing te bepalen.
Stap 1
Kies de totale massa van uw glucoseoplossing. Stel dat u voor dit voorbeeld 200 gram oplossing wilt maken. De massa glucose en water in de oplossing zal in totaal 200 gram bedragen.
Stap 2
Bepaal de glucoseconcentratie in de oplossing. Stel dat u een glucose-oplossing van 10 procent wilt maken. De concentratie van de glucose-oplossing is de massa glucose gedeeld door de massa van de oplossing.
Stap 3
Bepaalt de hoeveelheid glucose die u nodig heeft voor de gewenste massa van de oplossing en de glucoseconcentratie. U weet dat Mg / Ms = c, waarbij Mg de massa van glucose is, Ms de gewenste massa van de oplossing en c de gewenste glucoseconcentratie. Mg / Ms = c, dan Mg = (Ms) (c) = (200 g) (0,10) = 20 g voor dit voorbeeld. Meet 20 g glucose af met een weegschaal.
Stap 4
Berekent de massa water voor de glucoseoplossing. De massa van de oplossing is 200 gram en de massa glucose is 20 gram. Het waterlichaam is daarom 180 gram. Zet de beker op de weegschaal en doe er 180 gram water in.
Stap 5
Voeg 20 gram glucose die je in stap 3 hebt afgemeten toe aan de 180 gram water die je in stap 4 hebt bereid. Meng de glucose totdat deze volledig is opgelost. De oplossing heeft een totale massa van 200 gram en een concentratie van 10 procent (20 g / 200 g = 0,1 = 10%).