Inhoud
Reizen op een schip kan een plezierige ervaring zijn, maar de oceaan is vol gevaar, dus scheepsexploitanten zorgen voor reddingsvesten, reddingsboten en andere overlevingsuitrusting om passagiers te beschermen. Ze kunnen ook gebruik maken van akoestische alarmen en waarschuwingsborden, omdat ze vanwege het feit dat ze een groot aantal mensen vervoeren altijd voorbereid moeten zijn op noodsituaties.
Scheepsbel en fluitje
De wetgeving vereist dat de geluidssystemen van schepen voldoen aan de vereisten voor volume en locatie, wat betekent dat de overheid probeert ervoor te zorgen dat alarmen luid genoeg zijn en op een minimaal aantal locaties zijn geplaatst, zodat iedereen ze kan horen. Het schip heeft twee hoorbare componenten: de algemene alarmbel, die een belgeluid heeft, en de fluit, die eigenlijk een sirene is.
De geluidscomponenten kunnen worden geclassificeerd als kort en lang salvo. Het korte salvo duurt 1 s, terwijl het lange salvo 4 tot 6 seconden duurt. Een lang salvo in het scheepsalarm bestaat uit een continue bel.
Mist en botsing
Wanneer mist het zicht beperkt, kunnen operators geen andere schepen in de oceaan zien, dus geven ze hun aanwezigheid aan met het fluitje, beter bekend als een sirene. De waarschuwing bestaat uit een enkel lang salvo.
De hoorbare signalen kunnen ook aangeven in welke richting het schip zal gaan (in relatie tot zijn eigen richting), daarom geeft een enkel kort salvo de juiste koers aan, twee korte salvoes geven de linker koers aan, terwijl vijf korte salvoes de juiste koers aangeven, dat de operator de richting niet kan bepalen of de geluidssignalen van het andere schip niet begrijpt.
Brand
Het team aan boord van het schip is verantwoordelijk voor het blussen van de brand en het reageren op calamiteiten. Het geluidssignaal dat de bemanning waarschuwt, bestaat uit een rinkelen van 10 seconden door de alarmbel. De scheepsexploitant geeft de bemanning vervolgens opdracht om op de noodsituatie te reageren en maakt via het systeem alle aanvullende informatie bekend aan het publiek.
Verlaat het schip
Als de bemanning het vuur of de noodsituatie niet kan beheersen, zal de operator het signaal geven om het schip te verlaten, dat bestaat uit zes of meer korte salvo's, gevolgd door een lang salvo, dat gelijktijdig klinkt door het fluitsignaal en het algemeen alarm. Als reactie hierop moeten de bemanning en passagiers naar de reddingsboten gaan en vertrekken volgens de instructies.
Persoon die overboord valt
Schepen die in de oceanen varen, kunnen duizenden passagiers vervoeren, dus als een persoon overboord valt, neemt de hele bemanning deel aan de zoektocht naar het slachtoffer, omdat het vinden van een man op zee erg moeilijk is vanwege de uitgestrektheid van de oceaan. De persoon die getuige is van het ongeval moet "man overboord" roepen en de scheepsexploitant op de hoogte stellen. Vervolgens waarschuwt een geluidssignaal de hele bemanning, wat zou moeten helpen bij het zoeken naar het individu. Wie het slachtoffer ziet, moet een reddingsboei of ander drijfmiddel lanceren en onmiddellijk de bemanning waarschuwen. Het geluidssignaal voor een man overboord bestaat uit drie lange salvo's die gelijktijdig klinken op het scheepsfluitje en alarm.