Inhoud
Het westerse concept van deugd, weloverwogen karaktereigenschappen die bepalen welk gedrag ethisch is en wat niet, komt voort uit de oude Griekse filosofie. Plato's boek "The Republic" en veel van Aristoteles 'filosofisch werk bepaalden wat de vier kardinale deugden (of kardinaal) werden genoemd, die centraal stonden in de Griekse moraaltheorie. De vier deugden waren wijsheid (of voorzichtigheid), gerechtigheid, kracht (of karaktersterkte) en matigheid. Deze werden het meest gewaardeerd omdat filosofen beweerden dat alle andere deugden en karaktereigenschappen afhingen van de ontwikkeling van deze vier essentiële deugden.
Wijsheid
In kunstwerken wordt wijsheid weergegeven door een boek of perkament en in sommige gevallen als een spiegel die wordt aangevallen door een slang. Wijsheid is de ontwikkeling van begrip en wordt beschouwd als de belangrijkste van de vier hoofddeugden. Het is het vermogen om te weten en te onderscheiden wat goed en wat fout is. In sommige oude Griekse geschriften wordt het aangehaald als de deugd van heersers, omdat zij die wijs zijn het vermogen hebben om op basis van advies en bewijs te beoordelen wat het beste is voor iedereen, op basis van bewijs.
Justitie
Gerechtigheid wordt in de kunst weergegeven als een weegschaal en een weegschaal, een zwaard en in sommige gevallen een kroon. Zij is in staat om mensen altijd eerlijk te behandelen. Wie rechtvaardig is, geeft mensen wat juist en gewillig is. Gerechtigheid betekent ook het verdedigen van degenen die zichzelf niet kunnen verdedigen, het bestrijden van de onrechtvaardigen. In de oude Griekse cultuur was gerechtigheid de deugd van de natie omdat het de harmonie van het geheel vertegenwoordigt. Het wordt ook wel sociale deugd genoemd omdat zonder gerechtigheid een beschaafde natie zou falen.
Vesting
In sommige boeken wordt het fort moed of moed genoemd. In kunstwerken wordt het afgebeeld als harnas, een toren, een leeuw of een gebroken zuil. Het doel van het fort is om te verwijderen wat in de weg zou staan van gerechtigheid. Het werd in het oude Griekenland als een militaire deugd beschouwd, de deugd van het solide leger. Een man die kracht toonde, was stoïcijns en gebruikte al zijn energie en emotie om vast te houden aan zijn overtuigingen. Het ontwikkelen van kracht vereist het versterken en trainen van de wil, altijd onderworpen aan gerechtigheid.
Matigheid
Matigheid wordt in kunstwerken afgebeeld als een wiel, als een hoofdstel of een mengsel van eten en drinken. Matigheid is het vermogen om controle uit te oefenen en het genot van alle genoegens te beperken. In Griekenland was het de deugd van de ontwikkelde samenleving of de hogere en middenklasse. Leden van deze klassen konden genieten van wereldse genoegens en te veel eten of drinken, naast zich overgeven aan vleselijk plezier. Het vermogen om iemands honger naar deze dingen te beheersen, werd als een teken van deugd beschouwd.