Inhoud
Tropische wouden herbergen wereldwijd meer dan tweederde van de plantensoorten. Planten zijn een voedselbron voor bosdieren en bieden ook onderdak. Als gevolg van de vochtige en tropische omgeving van het regenwoud moeten planten zich aanpassen om te overleven. Ze passen zich ook aan in gematigde bossen, hoewel niet zo drastisch.
Lakens
Tropische bossen zijn dicht, daarom hebben hun bladeren zich aangepast om zoveel mogelijk licht op te vangen. De bladeren die in donkere bossen van het bos staan zijn groot om zoveel mogelijk zonlicht op te kunnen nemen. Sommige kunnen draaien terwijl de zon beweegt. De hoeveelheid water die een plant bewaart, wordt ook bepaald door de aanpassingen van de bladeren. Sommige hebben tips en een wasachtig oppervlak om waterophoping te voorkomen, wat ook de groei van schimmels en bacteriën voorkomt. Veel bromelia's en epifyten hebben een centraal reservoir voor het opvangen van water, in plaats van voor wortels. Op deze manier wordt water door de haren op de bladeren opgenomen.
Wortels
Ook de wortels van de planten hebben zich aangepast aan de leefomgeving. De bosgrond is arm aan voedingsstoffen, waarbij de bovenste laag voedzamer is voor planten. Sommige hebben ondiepe wortels om de voedingsstoffen die op het oppervlak achterblijven te helpen opnemen. Sommige delen van het regenwoud hebben ondiepe grond, dus de wortels hebben zich aangepast om gedeeltelijk boven de grond te groeien om de plant te ondersteunen.
Groei-aanpassing
Planten staan voor een strijd om zonlicht te bereiken. Naast de aanpassingen die hebben plaatsgevonden, kiezen ze ervoor om op bepaalde plekken te telen om zo veel mogelijk licht op te vangen. Sommige planten groeien of klimmen over andere om in het zonlicht te komen. De epifytische orchidee heeft luchtwortels die zich vastklampen aan een waardplant. Op deze manier onttrekt het zijn mineralen en neemt het water op uit de atmosfeer.
Vleeseters
Het voeden met dieren is een ander voorbeeld van het aanpassen van planten in tropische bossen. Nepenthes rafflesiana, afkomstig uit Zuidoost-Azië, is een voorbeeld van een vleesetende plant. Het haalt voedingsstoffen uit insecten. Je kunt je ook voeden met kleine zoogdieren en reptielen die insecten uit je pot proberen te stelen.
Aanpassingen van gematigde bossen
Het gematigde bos kent minder plantvariaties dan tropische bossen. Dat komt doordat de seizoensfluctuaties minder zijn, de zomers koel zijn en de winters mild. De omgeving is vochtig, van kustmist tot regen, met weinig voedingsstoffen in de bodem. Hoge bomen zijn de dominante soort. Daarom groeien epifyten, zoals varens en mossen, op andere planten om licht te vinden. Zaailingen groeien op gevallen rottende boomstammen om voedingsstoffen te verkrijgen, omdat de bosgrond arm is.